The GOSPEL TRUTH
The Oberlin Evangelist
Jesus, A Savior From Sinning

April 25, 1849

By The Rev. CHARLES G. FINNEY

 

 

"Thou shalt call His name Jesus, for He shall save His people from their sins."--Matt. 1:21.

 

Jezus, een redder van zonden

 

Matt. 1:21 En zij zal een Zoon baren, en gij zult Zijn naam heten JEZUS; want Hij zal Zijn volk zalig maken van hun zonden. (SVV) 21 Zij zal een zoon baren en gij zult Hem de naam Jezus geven. Want Hij is het die zijn volk zal redden van hun zonden. (NBG 51)

 

Bij de fundamentele bespreking van deze tekst is het absoluut noodzakelijk de volgende opmerkingen te maken,

 

I. Dat redding van zonden de grote noodzaak is voor de mensheid. Op dit punt kan er geen misverstand bestaan. Wat er verder ook maar betwijfeld of bediscussieerd kan worden, dit punt niet. Wereldwijde beschouwing, stemt overeen met wereldwijd geweten om dit simpele feit te bevestigen -- redding van zonde is de grootste behoefte van ons zondige mensen ras. Niets is meer waar, dan het feit dat wij als mensheid zondaren zijn. Alle mensen weten van elkaar dat ze zondaren zijn en het is noodzakelijk waar, dat wat iedereen van iedereen weet dat waar is, een algemeen wereldwijd erkend en onderkend feit is.

Ik zei, dat wat er verder ook waar of onwaar is, dit is waar; dat de mensheid redding van zijn zonde nodig heeft. De reden van deze nood is dat zij zondaren zijn en als zondaren totaal verloren voor geluk, totdat zij gered kunnen worden van hun zonden. Geen mens kan eerlijk zijn en toch dit ontkennen. Deze waarheid is voor altijd bezegeld en bekend aan alle mensen.

Met gered worden van zonde bedoel ik niet vergeven worden; want iedereen weet dat vergeving, zonder redding van zonde, geen echte redding zou zijn; want als een mens vergeven zou zijn, maar nog steeds overgegeven aan de werkingen van zijn zondige begeerten en zelfzuchtige geest, zou hij zelfs in de hemel een hel voor zichzelf maken; ja sterker zelfs, het is ondubbelzinnig waar dat de hemel de ergste vorm van de hel zou zijn voor een niet-gered hart. Er kan geen hemel zijn zonder heiligheid, en de verandering van zonde naar heiligheid die geschikt maakt voor de hemel is onvoorstelbaar groot. Een hele wereld vol zelfzuchtige mensen waar dan ook bij elkaar gebracht zou onuitsprekelijk ellendig zijn.

II. De feiten die hier reeds zijn aangehaald worden altijd als bekend verondersteld in de Bijbel. De hele Bijbel gaat overal uit van deze feiten, zoals iedereen die kent. Ze gaat er van uit dat alle mensen redding van hun zonde nodig hebben en genoeg boerenverstand in zichzelf om hun eigen nood te onderkennen. In overeenstemming daarmee presenteert de Bijbel een plan, waardoor zij, door Jezus Christus gered kunnen worden van zonde. Dit is de grote opdracht van de boodschap die ons door God geopenbaard word in Zijn woord.

Onze tekst spreekt over Jezus Christus. De engel sprak tot Jozef; Maria "zal een zoon baren en gij zult Hem de naam Jezus geven. Want Hij is het die zijn volk zal redden van hun zonden."

De Bijbel schildert Jezus als degene die dit werk gedaan heeft. Zij geeft aan dat Zijn naam een profetie is van het werk dat Hij kwam doen. Hij is een REDDER. Zijn werk is vastgelegd in zijn Naam zelf. En zo stelt de Bijbel hem eenduidig voor, zoals de volgende citaten zullen aantonen.

Er wordt gezegd dat "in Hem zal de ganse volheid wonen" (Kolossensen 1:19 Want het heeft de ganse volheid behaagd in Hem woning te maken,) Hebreen 7:25 Daarom kan Hij ook volkomen behouden, wie door Hem tot God gaan, daar Hij altijd leeft om voor hen te pleiten. Efeze 3:20 Hem nu, die blijkens de kracht, welke in ons werkt, bij machte is oneindig veel meer te doen dan wij bidden of beseffen,

Judas 1:24 Hem nu, die u voor struikelen kan behoeden en onberispelijk doen staan voor zijn heerlijkheid in grote vreugde, 2 Timotheus 1:12 Om die reden draag ik ook dit lijden en ik schaam mij daarvoor niet, want ik weet, op wie ik mijn vertrouwen heb gevestigd, en ik ben ervan overtuigd dat Hij bij machte is, hetgeen Hij mij toevertrouwd heeft, te bewaren tot die dag.

De Bijbel stelt Hem ook voor als volledig gewillig en bereid die werk te doen, Hij is juist tot dit doel, om dit te doen gekomen; om dit tot Zijn bezigheid en Zijn zaak te maken in de wereld. Hij is gereed dit werk te doen, voor iedereen die aan de voorwaarden voldoet. De Bijbel laat zien dat Hij gereed staat om daarop te handelen, en gretig verlangt om dat te bewerken in het geval van elke en iedere zondaar. "Zie," zegt Hij, "Op 3:20 Zie, Ik sta aan de deur en Ik klop. Indien iemand naar mijn stem hoort en de deur opent, Ik zal bij hem binnenkomen en maaltijd met hem houden en hij met Mij. Hij stelt zichzelf voor om aangenomen te worden door elke en iedere zondaar, "Indien IEMAND Mijn stem hoort en de deur opent, Ik zal bij hem binnenkomen." En dit is slechts een van de grote groep verzen, waar Jezus wordt voorgesteld als wachten om het werk van redding in de zondaar te bewerken. Hij wacht tot Hij toestemming heeft om binnen te komen. Hij klopt, en klopt; maar breekt de deur niet open; Hij wacht tot de deur op een correcte wijze geopend word, en Zijn binnenkomst verwelkomd wordt.

Toch spreekt de Bijbel volledig over Hem, als vurig verlangend, begerig zijnd om toegang te krijgen -- als "wachtend bij de deur van de zondaar, tot Zijn hoofd nat is van de dauw en Zijn haar doorweekt van de regen van de nacht."

O Hij zou ons graag willen tonen dat Hij het grootst denkbare verlangen heeft om ons te redden van al onze zonden. Zijn hart is bezwaard met pijn en zorg, omdat zondaren niet toegeven, en omdat Hij hen daarom moet overgeven aan uiteindelijke vernietiging. Hoor Hem roepen -- "Hosea 11:8 Hoe zou Ik u prijsgeven, Efraim, u overleveren, Israël? Hoe zou Ik u prijsgeven als Adma, u maken als Seboim? Mijn hart keert zich om in Mij, ten volle wordt mijn erbarming opgewekt. Deuteronomium 5:29 Och, dat zij zulk een hart hadden, om Mij te vrezen, en al Mijn geboden te allen dage te onderhouden; opdat het hun en hun kinderen welging in eeuwigheid! In feite staat de Bijbel vol van dit soort van de meest serieuze en aangrijpende getuigenissen.

Verder stelt de Bijbel Jezus Christus voor als degene die tot het uiterste gaat om zich te verzekeren van de instemming van de mensheid met Zijn voorwaarden en voorstellen tot redding. Hiertoe stelt Hij voor hun ogen de vernedering waar Hij zich vrijwillig aan heeft onderworpen -- het lijden dat Hij heeft verdragen, en Zijn wachtende houding nu om voor hen al het mogelijke te doen, dat ze maar voor zichzelf gedaan zouden kunnen hebben. O kon Hij hen maar ertoe brengen dit allemaal te geloven, en te waarderen als de vrucht van zijn oneindige bewogenheid om hun zielen!

De Bijbel stelt Christus ook voor als horende en inwilligende alle verzoeken van oprecht biddende zielen. Christus zelf zegt -- 'wie vraagt -- ontvangt" Hij zegt niet alleen, die zal ontvangen, maar die ontvangt. Het wordt verzekerd als een feit, een universeel feit, waarop geen uitzondering kan bestaan.

Om het beeld te variëren, zegt Hij, de door is open voor iedereen die klopt. Niemand die werkelijk klopt zal geen toegang verkrijgen. Christus zegt niet dat iedereen die van zichzelf meent dat hij vraagt ontvangt, of die van zichzelf denkt dat hij klopt, zal ontdekken dat de deur naar Hem open staat; maar iedereen die werkelijk vraagt ontvangt. Dit alleen kan Hij werkelijk bedoeld hebben.

III. Hoe komt het dan dat zoveel mensen helemaal niet gered worden? Het is een onbetwist feit dat sommigen die het evangelie horen en kennen, part noch deel hebben aan deze zegeningen. Waarom is dat zo?

(1.) Velen interesseert het niet om gered te worden van hun zonden. Dit is niet het soort redding dat zij zouden willen hebben. Als ze gered zouden kunnen worden TERWIJL ze zondigden, dan zouden ze dat heel graag willen. Maar ze willen helemaal niet VAN hun zonden gered worden. De straf zouden ze maar al te graag willen ontlopen als dat maar op de een of andere makkelijke manier zou kunnen; maar de dagelijkse aanwezigheid van zonde en de dagelijkse beoefening van zonden is voor hen helemaal geen probleem en geen bron van zorg of verdriet

(2.) Sommigen hebben een mate van verlangen, maar zijn nog niet gewillig om van zonde gered te worden. Ze hebben genoeg gezien van de afstotelijkheid van zonde, om de wens te hebben er van gered te worden; net zoals vele dronkaards wensen van hun glas gered te worden, maar het lukt je van je levensdagen niet om ze zelfs een tijdelijke belofte te laten tekenen. Dit is vaak het geval met zondaars. Zij verwarren hun wensen met bereidheid; maar ze zijn niet echt bereid. Vaak doen ze alsof ze bereid zijn, maar als je een beetje duwt dan kom je erachter dat ze het niet zijn. Ze trekken zich terug ipv rechtvooruit het evangelie pad van geloof in Jezus Christus en van zelf verloochening.

(3.) Velen vergissen zich volkomen in de aard van deze redding, en slagen er daarom niet in deze te aanvaarden en de zegeningen ervan voor zichzelf veilig te stellen. Zij zoeken naar redding van de straf en van de hel. Zij richten hun oog dus niet op een puur hart, maar op een hoop. Ze willen verlost worden van hun vrees. Zij willen ergens wel vaagjes een redding ontvangen, maar niet dit wat bestaat uit de redding van hun zonden. Ze willen wel ergens een redder hebben, maar niet Jezus, want Hij redt mensen van hun zonden. Ze slagen er niet in om Hem te laten doen wat zijzelf gedaan willen hebben; want Hij zal niemand redden van de hel, die niet eerst van zonde gered wil worden. Daarom falen er velen, omdat ze proberen Jezus Christus hen te laten bedienen MET hun zonden. Zij pogen Jezus over te halen hen te accepteren IN hun zonden, en in deze toestand hen tot Zijn mensen te maken en hen de hemel te geven. Hun fundamentele fout is, dat zij redding van de straf zoeken en niet van de zonde.

(4.) Anderen zijn zo zelf-gerechtigd dat zij vertrouwen op hun uiterlijke morele gedrag voor redding, en natuurlijk kunnen zij Christus dan niet aannemen als hun Redder. Het is verbazingwekkend te zien hoe velen van dit soort mensen aangetroffen worden, zelfs onder hen die het pure evangelie gepredikt horen. Zij redeneren in hun eigen harten -- "als deze of die gelovige gered is, dan ik ook, want ik ben minstens zo goed als hij. Mijn leven is net zo eerlijk en onbevlekt als het leven van enig belijdend Christen die ik maar ken." Ze zegenen zichzelf voortdurend, dat zijn niets slechter zijn dan sommige andere Christenen. Geen wonder dat dergelijke personen nooit tot Christus komen om gered te worden van hun zonden.

(5.) Velen verwachten niet gered te kunnen worden zonder op de een of andere manier in Christus geïnteresseerd te zijn of betrokken te zijn; maar zij zoeken deze interesse door middel van religieuze plichten of werken, en niet eenvoudig door geloof. Hun werken zijn uiteindelijk werken der wet; en wat extra opgemerkt moet worden, het zin werken der wet, die of in de plaats staan, die Christus zou moeten innemen, of die gedaan worden als een middel om zicht te verzekeren van de zegeningen die van Christus moeten komen. Daarom zijn zij bijzonder strikt en heel precies in het houden van de Sabbat en van alle uiterlijke verplichtingen van religie, en op deze manier hopen zij de redding van het evangelie te ontvangen. Zij weten in werkelijkheid, dat hun harten niet gevuld zijn met de liefde van God. Zij weten dat zij niet in het bezit zijn van een religie van rust in het hart, of vreugde in de Heilige Geest en een diepe vrede van hun geweten. In zich zelf vinden ze helemaal niets dat hen uittilt boven de wereld. Ze zijn heel streng in hun uiterlijke leven, maar zonder een druppeltje ware godsdienst. Zij vergeten dat godsdienst behoort tot het hart, en dat al hun verplichtingen niets anders zijn dan zelf-gerechtigheid. Een mens kan elk gebod van God naar de letter toe houden, vanaf de dag van zijn geboorte tot op de dag van zijn dood, en toch niets meer weten van het ware evangelie van Christus dan een willekeurige heiden. Al zijn houden van de wet kan hem nog niet het begin geven van wat redding door geloof in Christus is. Ik heb vaak gedacht aan wat de apostel Paulus tot de Christenen in Rome zei op dit punt; Romeinen 9: 30 Wat zullen wij dan zeggen? Dat de heidenen, die de rechtvaardigheid niet zochten, de rechtvaardigheid verkregen hebben, doch de rechtvaardigheid, die uit het geloof is. 31 Maar Israël, die de wet der rechtvaardigheid zocht, is tot de wet der rechtvaardigheid niet gekomen. 32 Waarom? Omdat zij die zochten niet uit het geloof, maar als uit de werken der wet, want zij hebben zich gestoten aan den steen des aanstoots;

De heidenen die geen wet of gerechtigheid van zichzelf hadden, bereikten gemakkelijk de gerechtigheid die door het geloof is. Maar Israël dat hard streefde naar een vorm van gerechtigheid, faalde om het evangelie te ontvangen. Waarom deze mislukking? De apostel geeft ons de sleutel tot het antwoord: " Zij zochten niet door geloof, maar door werken der wet." Hun eigen-gerechtigheid verhinderde hen om tot een juiste inschatting van het evangelie te komen. Het evangelie kreeg geen greep op hen; het kon geen toegang krijgen tot hun zielen.

Maar de heidenen, die geen wet en geen eigengerechtigheid hadden die in de weg konden staan, begrepen gretig het evangelie.

Vele personen nu die opgegroeid zijn in vrome gezinnen en onder het licht van het evangelie bevinden zich in een staat die gelijk is aan het oude Israël. Ze hebben teveel goede moraliteit en zelf gerechtigheid om tot Jezus te komen alsof ze helemaal niets hadden; en toch weten ze al die tijd dat hun eigen hart een morele woestenij is.

(6.) Velen streven ernaar om geloof te verkrijgen door werken. Ze zien dat ze geloof nodig hebben, en denken dat ze dat niet eenvoudig door te geloven kunnen verkrijgen, maar ze beginnen aan een serie werken. Ze lijken er van uit te gaan dat als ze deze werken maar lang genoeg beoefend hebben, het geloof daar uit gewrongen kan worden als resultaat van hun werken.

Maar dat is wel heel erg vreemd! Alsof zij hun plicht kunnen vervullen zonder geloof, en alsof hun plichten zonder geloof vervuld zo acceptabel voor God zouden kunnen zijn, dat Hij hen het geloof zou schenken als beloning voor werken die verricht zijn in ongeloof! Alsof God nooit gezegd heeft -- "wat niet uit geloof is, is zonde!" (Rom 14:23 En al wat niet uit geloof is, is zonde.) Hoe onvoorstelbaar is het dat mensen kunnen denken dat ze geloof kunnen ontvangen door God te bespotten en door te zondigen tegen God! Hoe is het mogelijk dat mensen met onze Bijbel in de hand kunnen hopen om redding te ontvangen zonder geloof, of geloof door werken en zonder te geloven? Toch is het zo. In plaats van te rusten op de goddelijke beloften door eenvoudig geloof, gaan ze aan het werk om geloof te verkrijgen door werken van gerechtigheid! Niets kan duidelijker zijn dan dat zulke personen de hele opzet van het evangelie van redding door geloof alleen door het geloof in de gekruisigde redder niet begrijpen.

IV. Hoe komt het dat zovelen slechts gedeeltelijk gered zijn? Dat vele Christenen struikelen en vallen in hun Christelijke loop is zo'n overduidelijk feit dat het niet ontkend of betwijfeld kan worden. Zij laten zien dat ze niet grondig Jezus gegrepen hebben, die Zijn mensen redt van hun zonden. Waar komt deze mislukking van echte redding vandaan?

(1.) Sommigen begrijpen hun nood maar gedeeltelijk. Ze hebben slechts gedeeltelijk zicht op hun werkelijke behoefte aan een redder van hun zonde zoals Christus is. Ze zijn zo veel te blind voor hun nood, dat ze niet beslag leggen op Christus met een actief en oprecht geloof. Ze gaan er bijna vanuit dat ze al gered zijn, en hebben dus totaal geen inzicht in hun werkelijke toestand.

(2.) Anderen begrijpen Christus maar half, en hebben onvolkomen begrip van Zijn werkingen en karakter. Het lijkt wel alsof de grote massa van gelovige Christenen naar Christus kijken om hun zonde te vergeven en hun verzoening veilig te stellen, maar dat is alles. Zij kijken niet naar de heiligende invloed of werking van Jezus Christus. In plaats daarvan grijpen zij naar een vaag begrip van Christus toegeschreven, toegerekende gerechtigheid. Het is opmerkelijk dat zovele Christenen genoegen hebben genomen met dit idee van toegerekende in plaats van toegedeelde gerechtigheid; op het idee dat Christus, in plaats van toedelen, gerechtigheid toerekent aan Zijn volk; in plaats van persoonlijke heiligheid in hen te bewerken, aan het de waarde van Zijn eigen heiligheid toeschrijft, terwijl zij zelf nog ongeheiligd zijn; in plaats van hen daadwerkelijk heilig te maken, hen alleen heiligheid naar wet toeschrijft, terwijl ze in werkelijkheid zondig zijn. Dit is wel een erg vreemde en uitzonderlijk leer. Ik ben me er goed van bewust dat dit niet uitzonderlijk is in de zin van dat het niet vaak voorkomt, of niet gebruikelijk is; maar het is uitzonderlijk vreemd met het oog op ofwel de Bijbelse leringen, of de essentiële aard der dingen. Haar voorstanders zouden in onze tekst niet moeten lezen als volgt moeten lezen -- niet als "Hij zal zijn volk redden van zijn zonden" -- maar, zal hen redden van de straf voor hun zonden. Redding van de straf is volgens hen de essentie van het evangelie. Zij verwachten, voorzeker, niet dat mensen gered worden zonder heiligheid; maar ze gaan er van uit dat de dood de redding van de zonde zeker stelt; en dat Jezus dan, om het werk af te maken hen Zijn eigen gerechtigheid toerekent. Dit schijnt hen volkomen toereiken voor zowel de geschiktheid voor als het recht op de hemel.

Een Presbyteriaans ambtsdrager, zeer vooraanstaand in zijn kerk zei eens -- " Ik heb nog nooit van zoiets gehoord -- dat Christus de heiliger is van de ziel!" Verschrikkelijk, verschrikkelijk!! Deze, een leidend figuur in de Presbyteriaanse kerk, en heeft nog niet eens gehoord dat Christus de heiliger is van Zijn mensen -- hij schijnt zelfs nog nooit gehoord te hebben dat Jezus "zijn volk zal redden van zijn zonden!"

Deze soort Christenen hebben wel ergens een idee dat er een Heilige Geest is, die een werking heeft in het heiligen van Zijn mensen, bij hun dood, of net na hun dood -- op de een of andere manier en ergens rond het belangrijke moment van het overlijden, maar precies hoe en wanneer, dat weten ze zeker niet duidelijk te maken in hun leringen. Hoe het dan gebeurt als de dood iemand plotseling overvalt, of als de ziekte alle gezonde normale activiteit van de geest verhinderd, is geloof ik nergens duidelijk gemaakt. Toch vertrouwt men op de dood als de grote heiligmaker! In het zicht van de dood wordt de Christen bemoedigd en aangespoord met de hoop, dat zijn verlossing van de zonde aanstaande is! En dit word met alle stelligheid en plechtigheid beweerd, alsof de Bijbel dit niet voorspeld heeft van het kind Jezus, maar van de dood -- "de naam van de dood zal Jezus genoemd worden -- want de dood zal u redden van uw zonden;" of alsof God nooit gezegd heeft -- "Zonder heiligheid zal geen mens de Here zien."

Oh hoe groot en alomverspreid is dit probleem -- de mensen begrijpen Christus slechts gedeeltelijk en lijken wel onmachtig om Hem in al Zijn kostelijke betrekkingen te begrijpen.

(3.) Velen die een beetje weten van het evangelie, leven op hun overtuigingen en niet op Christus. Ze zijn zich wellicht niet bewust van dit feit; maar als ze ooit afhankelijk worden van Christus, zullen ze zien dat ze geprobeerd hebben zichzelf overeind te houden op hun eigen overtuigingen.

(4.) Velen vertrouwen op geloof, zonder enige overtuiging. Ze hebben een zwak, ziekelijk geloof, zonder enige kracht of werking. Beide laatstgenoemde groepen vergissen zich zeer; zowel zij die vertrouwen op overtuiging zonder geloof, als degenen die vertrouwen op geloof zonder overtuiging. Beide missen in gelijke mate exact hetgeen dat het evangelie vereist, en het enige dat succes verzekerd -- namelijk, besluiten en handelen in de beloofde kracht van Jezus Christus.

Nogmaals, velen die iets weten over de noodzaak van het hebben van een zuiver hart zijn toch op zoek naar troost, geruststelling, zonder puurheid. Zij weiden zich toe aan het bidden om zekerheid en geluk, terwijl ze voortdurend zich zelf kwellen door zich over te geven aan zonde. Ze handelen alsof ze ervan uitgaan dat God op basis van een willekeurige soevereine handeling hen gelukkig kan maken en hun ziel vullen met zegeningen, terwijl tegelijkertijd hun harten nog vol zonde zijn; zulk een openlijke misleiding of fundamentele absurditeit als dit is nog nooit eerder door stervelingen geuit.

En dan nogmaals, sommigen willen verlost worden van zond, omdat ze verlangen naar de persoonlijke troost van het geheiligd zijn. In zoverre dat hun verlangens zich helemaal niet uitstrekken naar iets buiten henzelf, en daarom puur zelfzuchtig zijn, is er elke goede reden, waarom ze zo weinig van de zegen ontvangen, die ze zo zelfzuchtig verlangen.

Velen stellen zich uitsluitend tevreden met de hoop op een redding in de toekomst. Ze zijn tevreden met de hoop dat het uiteindelijk zal komen, en gaan zonder enige pijnlijke bedenkingen voorbij aan hun huidige toestand. Zij vinden het voldoende als ze uiteindelijk naar de hemel gaan, en lijken niet vervuld van een intens verlangen om de diepe rust van het evangelie onmiddellijk in te gaan. Als mensen zich gedreven gaan voelen met het sterke verlangen naar onmiddellijke en volledige redding, is er hoop voor hen, dat bevrijding nabij is. Als ze net als de verloren zoon, gebrek beginnen te lijden, dan worden ze zich er pijnlijk van bewust dat er een enorme hongersnood is in het land waar ze zijn, en dat de hongerdood hen aanstaart; zodat als hun gedachten zich keren naar het brood in overvloed, in het huis van hun vader, dan komt er een diep schrijnend verlangen en roert zich een besluitvaardigheid -- dan begint er hoop te komen in hun geval. Maar velen stellen zich tevreden met de hoop van toekomstige redding en hebben nauwelijks een idee van de kracht van Jezus om hun redding nu op dit moment zeker te stellen. Dus modderen zij maar voort, en beseffen nooit maar half de huidige kracht, de huidige waarde en de huidige zegen van het evangelie van redding.

Velen trekken zich terug, door de angst voor de huidige consequenties van het vrij zijn van zonde. Zij zien, of ze menen te zien, allerlei beproevingen waar zij daardoor voor gesteld kunnen zijn, en ze krimpen ineen voor deze beproevingen -- alsof de zegen van een rein hart te veel zou kunnen kosten.

Velen denken dat hun zonden vergeven zij, en schijnen zich tevreden te stellen met de hoop dat ze gerechtvaardigd zijn voor God. Ze weten dat ze in zonde leven, maar koesteren vreemd genoeg de indruk dat ze door God geaccepteerd zijn, en Zijn ware kinderen zijn, en een goed gegronde hoop hebben op het eeuwige leven. Van deze groep moet een ding duidelijk zijn; ze bevatten geen greintje ware godsdienst. Als zij zicht tevreden kunnen stellen en hun ziel zegenen dat ze gerechtvaardigd zijn, en dan verder leven zonder een toegewijd leven, en zonder een boetvaardig, dankbaar hart, dat zich meer en meer tot God aangetrokken voelt, door een gevoeligheid voor Zijn vergevende liefde, dan hebben zij geen greintje ware religie. Want hoe kan deze geestestoestand in overeenstemming zijn met de ware liefde voor God? Hoe kan er ware liefde voor God in de ziel zijn, zonder zich dan ook te beperken tot het liefhebben van God alleen en het doen van Zijn wil?

Hele menigten hebben zich uitgesproken voor het geloof en zijn van hun koers afgedwaald, zijn een andere weg opgegaan, andere wegen ingegaan, en zwerven nu doelloos door de bossen als verdwaalde kinderen; ze dwalen maar rond in cirkels en cirkels misschien zelfs terwijl ze denken dat ze een rechte koers varen en in de goede richting gaan. Wie ooit wel eens echt verdwaald is in de wouden, in zo'n mate dat hij echt alle aanknopingspunten kwijt is en compleet in verwarring, zal de situatie begrijpen van hele menigten verklaarde Christenen. Ooit wisten ze wat het was om te geloven, en zich te verheugen in de hoop -- om te leven onder glimlach van Gods aangezicht; maar ze hebben gezondigd; ze zijn van de weg geraakt; dagen en weken lang zijn ze verloren in de woestenij van de zonde. Donkere wolken en dichte mistbanken wisselen zich af boven hun pad en ze voelen zich wanhopig eenzaam. Ze hebben geen idee wat ze moeten doen, alsof ze nooit de weg ten leven gekend hebben. Een bijna tastbare duisternis kruipt rondom hen en lijkt haar dikke dreiging aan alle kanten om hen heen te wikkelen. Ik herinner me dat ik notities las van sommige oudere schrijvers, dat "in religie is het voor een afvallige een van de moeilijkste dingen om tot God terug te keren." Eerst vond ik dit een vreemde opmerking en dacht bij mezelf "hoe kan dat nou?" Maar latere observatie en nadenken toonde me, dat hier heel veel waarheid in zit, en ik heb treffende voorbeelden van deze waarheid gezien. Zonder twijfel u ook. U heeft belijdende Christenen zien afwijken; ze begonnen te worstelen en te struikelen en met al hun geworstel alleen maar dieper weg zien zinken. Ze begonnen zelfs te twijfelen of ze wel ooit bekeerd waren, en wellicht zelfs of iemand anders het ooit wel was, zelfs die mensen die het meest gewaardeerd werden om hun vroomheid. Vervolgens beginnen ze zich af te vragen of er wel zoiets bestaat als bekering, of dat de Bijbel wel waar is. Ze vinden geen God om tot te bidden, en als ze proberen te bidden, lijkt het of ze in het luchtledige praten. Als Christenen van God afraken, gaan ze vaak verder in hun twijfels en scepticisme dan dat ze ooit voor hun bekering gedaan hebben. Enkele afschuwelijke gevallen van deze aard zijn een waarschuwing -- een grimmige waarschuwing tegen alle gevaren van afvalligheid.

Maar het gebeurt vak genoeg, dat degenen die niet zover gaan als dit, en die nooit de waarheid van de Bijbel betwijfelen, toch zover weg raken, dat ze hun weg kwijtraken, en niet weten hoe ze terug moeten keren. Dit dringt mij ertoe om te zegen, dat als deze personen angstig en overweldigd raken, de enige reden waarom zij er niet in slagen om hun weg te vinden is, dat zij zoeken zonder hun gids. Ze denken dat ze eerst op het juiste spoor moeten komen, voordat Christus hen kan helpen. Ze denken dat ze het juiste spoor zoeken om Christus daar te vinden. Zoals een mens, verdwaald in de wildernis, die probeert ergens uit te komen, zodat hij een gids kan vinden, hij stort zich in een moeras aan deze kant, en in dikke doornstruiken aan die kant, en komt er nooit toe zichzelf af te vragen -- hoe kan ik ooit hopen om uit dit vreselijke moeras te komen, ook nog eens in het pikdonker -- zonder een gids? Dus de christen zet zich ertoe om zelf gerechtig te gaan werken uit alle macht, om verlossing te vinden. Zoals de verdwaalde reiziger, rent hij rond, schreeuwt uit alle macht en laat de diepe dalen van het woud echoën met zijn kreten; hij rent de bosjes en de braamstruiken in, en plonst in zompige moerassen en mat zich tevergeefs af in eigen kracht: helaas, het lijkt nooit te gebeuren dat hij vraagt -- hoe kan ik mijzelf ooit uit deze ellende halen zonder mijn gids? Zie hem, zijn hart worstelt wanhopig; hij roept, "Oh, als ik maar wist waar ik Hem kan vinden!" Al zijn ontmoediging. Wat is er aan de hand? Het probleem is -- hij heeft geen gids. Waar is zijn gids? Waar is Jezus? Is Jezus zijn geliefd kind uit het oog verloren? O nee; Hij zit hem op de hielen, vlak achter hem en roept in zijn oren -- "Zie, dit is de weg, wandel daar in." Hij komt nog dichterbij; Hij biedt de verdwaalde zwerver Zijn eigen hand om te helpen en te leiden. Jammer, dat de arme en schuldvolle zwerver vertrouwt op zijn eigen wijsheid om zelf de weg te vinden, en op zijn eigen kracht om uit zijn diepe moeras van wanhoop te komen; en zich zelf niet volledig en onmiddellijk werpt op de aangeboden hulp van zijn aanwezige Redder!

Hoe vaak heb ik mensen in deze toestand gezien, gejaagd door problemen, totdat ze alles als hopeloos opgeven, en dan nog een laatste redmiddel bedenken -- zichzelf eenvoudig weg in de handen van Jezus geven: dan komt de redding! Ze keren terug tot de eerste eenvoudige kern van het evangelie -- de zelfafhankelijkheid loslaten en zichzelf op Christus werpen -- of beter -- laat het verzinken in zelf wanhoop vallen -- val op Christus alleen en vindt hulp daar! Dan zien zij de morgenster van de hoop, die door de duisternis van hun wanhoop heen blinkt.

In dit alles spreek ik van de dingen die ik ken; want ik kan mij heel goed herinneren dat ik zelf in deze geestesgesteldheid was. Ik probeerde de redding van het evangelie te krijgen zonder Jezus. Ik was niet vergeten dat er een Jezus was, maar ik was me bewust dat ik Zijn aanwezigheid en Zijn hulp niet genoot; en de diepe vraag van mijn hart was, Waar zal ik Hem vinden? En terwijl ik zo terneer zat, en diep in mijzelf zat te graven, waarom ik toch het evangelie niet te pakken kreeg, kwamen die woorden van Jesaja tot mij -- Jesaja 42:16 "En Ik zal de blinden leiden door den weg, dien zij niet geweten hebben,". Ik zag onmiddellijk dat mijn probleem was -- mijn behoefte aan mijn gids. Ik had vele dagen en uren besteed om greep op mijn redding te krijgen. Dit vers kwam op mij over alsof het gezonden was om op mij van toepassing te zijn. "Nu," zei ik,"Is de oplossing gekomen. Ik heb geprobeerd om uit mijn verwarring te komen zonder mijn gids." Hier is de uitleg. "Ik was blind en ik heb niet de hand vastgegrepen van degene die zegt: "Ik zal de blinden leiden door de weg, die zij niet geweten hebben." Oh laat mij nu Christus vastgrijpen, precies waar ik nu ben, hier in deze diepe en duistere wildernis, en alles is goed. Hij is aan mijn rechterhand en ik vrees niet."

Nogmaals, velen krijgen geen vat op Christus, omdat ze de manier waarop volkomen foutief begrijpen, en proberen eerst iets anders te doen. In plaats van hun hele ziel aan Christus toevertrouwen, proberen ze zichzelf te redden. Daarom rennen ze heen en weer -- overal anders heen, maar naar Christus alleen niet. Ze schijnen niet te begrijpen dat Jezus werkelijk de redder van zonde is, en dat ze zich alleen maar ogenblikkelijk aan Hem hoeven toe te vertrouwen, precies zoals ze zijn. Ze schijnen het idee te zijn kwijt geraakt, dat Jezus ontvangen moet worden zoals Hij is -- een redder van zonde; en dat ze zichzelf moeten verloochenen en Hem ontvangen -- zeggende -- Ik zal nooit mijzelf behouden -- Ik verwerp voor eeuwig de verwachting dat ik ook maar iets kan doen, zonder U; -- Heer Jezus, houdt mij vast; het werk is van U; I ben volledig afhankelijk dat U het doet, en op U alleen zal ik rusten, van nu af aan en voor altijd.

Welke Christen ken niet uit eigen ervaring wat het is om in de omstandigheden van grote beproeving geworpen te worden, waarin de ziel volledig gedwongen wordt te zeggen -- "Heer, ik kan mijzelf niet overeind houden; zonder U zal ik ten onder gaan; Heer, red mij, of ik verga!"

Opmerkingen:

 

1. Velen hebben hoop, terwijl ze in de ware betekenis van het woord niet werkelijk gered zijn. Ze zijn net zomin gered van de zonde nu, als dat ze gered zijn van de hel later.

2. Niemand heeft ook maar enige reden om op de hemel te hopen, dan dat hij werkelijk van de zonde gered is.

3. Degenen die de religie van het evangelie hebben, maar niet geheiligd zijn, bezorgen het evangelie een slechte naam. Ze zeggen:"Ik ben een Christen, maar ik weet dat ik niet gered ben van zonde. Ik hang een evangelie aan, dat zegt dat het redt van zonde, in mij zie je wat die beweringen waard zijn." Wat moet wel de invloed van zo'n getuigenis zijn?

4. Als een Christen zichzelf aan Jezus toevertrouwt om hem te redden van zonde, is het goed voor hem om in gebed deze redenering te gebruiken;" Heer, het zal U oneer aan doen, als U mij niet van alle zonde redt. Ik heb mijzelf aan U toevertrouwd; Ik houd mij nu vast aan Uw beloften; laten ze in mijn geval vervuld worden, en laten alle mensen die zien, wat Uw genade aan mij gedaan heeft, Uw redding kennen."

5. Sommigen lijken niet de eer van Christus maar hun eigen eer voor ogen te hebben. Ze menen dat zij zichzelf schande aandoe, als zij de verleiding niet weerstaan, maar ze voelen niet dat het grootste kwaad van alles is, dat ze zo Christus onteren.

6. Als iemand maar zal geloven, zal hij geen ander probleem zien. Geen enkel obstakel kan maar in zijn weg staan, om de kracht van het evangelie voor zijn ziel te ontvangen, als hij eenmaal de Redder der zondaars heeft omarmd met een levend geloof.

7. Het grote probleem voor de Redder is nu, de mensen over te halen te geloven, en zichzelf op Hem te werpen, met een voortdurende zelfverloochening en een voortdurende afhankelijkheid. Laat mij u vragen, mijn toehoorders, hoevelen van u kunnen van zichzelf getuigen dat dit het geval is. Dat in uw individuele geval Jezus zoals je zeker weet werkzaam is, om Zichzelf in dergelijke uitnodigende vorm aan jou te presenteren, dat hij geloof in Hemzelf wekt; maar Hij heeft bijna of wellicht helemaal tevergeefs gearbeid.

8. Halve gelovigen zijn het grootste struikelblok in religie. Ze verklaren Christus aan te nemen en religieus te zijn, maar het ontbreekt aan voldoende genade om de zonde te overwinnen. O! Mochten zij maar Jezus omarmen, zodat ze vol zouden zijn van Zijn Geest, hoe zouden ze hun Heer eren! Zoals het nu is, hoe aards gericht, hoe sensueel en hoe duivels zijn ze geworden! Geen wonder dat ze zich schamen om te zeggen dat Jezus een redder van zonde is. Hoe kunnen ze zo'n getuigenis uitdragen, zonder zichzelf te schrappen uit de gelederen van de bewoners van de hemel?

 

Return to Dutch Index 

 

Copyright (c)2002. Gospel Truth Ministries

Wish to Copy a File? READ THIS    

 HOME | FINNEY LIFE | FINNEY WORKS | TEXT INDEX | SUBJECT INDEX | GLOSSARY | BOOKS STORE